De temperatuur wordt bij de meetstations van het KNMI elke 10 minuten gemeten en deze waarden worden over de hele dag gemiddeld van 0:00 tot 0:00 uur. De hoogten waarop gemeten wordt is 1,5 meter in een goed geventileerde witte weerhut.
De hoogste temperatuur die op een dag behaald wordt (van 0:00 tot 0:00).
Het hellmanngetal is een parameter die in de winter gebruikt wordt om aan te geven hoeveel graden het onder nul is geweest op een dag. Het werd bedacht door de Duitser Gustav Hellmann. Het wordt berekend door de 24 temperatuurwaarnemingen van één dag te middelen. Als het gemiddelde onder nul was voor een dag geeft dit een positieve bijdrage aan het hellmangetal. Als de gemiddelde temperatuur bijvoorbeeld -3,4 was, geeft dit een bijdrage van 3,4 aan het hellmangetal. Door alle negatieve etmaalgemiddelden bij elkaar op te tellen over de periode 1 november tot en met 31 maart krijg je uiteindelijk een beeld hoe koud de winter was. Bij de seizoensextremen op weergegevens.nl worden de waarden voor het wintergetal voor de 3 wintermaanden opgeteld: dit is verschillend van de data die het KNMI hanteert aangezien zij alle cumulatieve waarden van 1 november tot 31 maart beschouwen.
De classificatie: H > 300 Streng H > 160 Zeer koud H > 100 Koud H < 100 Normaal H < 40 Zacht H < 20 Zeer zacht H < 10 Extreem zacht
Het warmtegetal is een parameter die aangeeft hoeveel warmte er voorgekomen is in de zomermaanden. Bij elke gemiddelde dagtemperatuur boven de 18 graden, draagt elke graad boven die 18 graden bij aan een som. Die som wordt opgeteld voor de maanden april tot en met oktober. Als de gemiddelde temperatuur bijvoorbeeld 23,4 was, geeft dit een bijdrage van 23.4-18=5,4 aan het warmtegetal. De periode die het KNMI hanteert voor het vaststellen van het warmtegetal is van 1 april tot 31 oktober, maar bij de seizoensextremen hanteert weergegevens.nl de meteorologisch zomer (1 juni tot 31 augustus).
IJsdagen zijn dagen waarbij de temperatuur de hele dag onder het vriespunt blijft, dus bij een temperatuur van -0.1 graden Celcius of lager. Vrijwel elke winter komt er wel een ijsdag voor,al is het met de zachte winters van de laatste jaren wel een stuk minder geworden. Er zijn een aantal winters geweest die geen ijsdagen opleverden, maar in 1963 waren er plaatselijk 55 ijsdagen. Recentelijk werden er in 1996 nog 45 ijsdagen gemeten in het noorden van het land.
Een vorstdag is een dag waarop de temperatuur een keer beneden het vriespunt komt. Bij een minimumtemperatuur van -0.1 is er dus al sprake van een vorstdag. Vorstdagen komen in Nederland van vroeg in het najaar tot diep in het voorjaar voor. In 1996 noteerde Twente het record van 120 vorstdagen van november tot april.
Een dag waarop de temperatuur boven de 25.0 graden uitkomt.
Een dag waarop de temperatuur boven de 30.0 graden uitkomt.
Een dag met veel zon (minstens 50 procent van de tijd dat ze kan schijnen), weinig of geen neerslag (in 24 uur hooguit 0,2 mm) en een bovennormale temperatuur wordt een ADS-dag genoemd.
Voor een klimatologische 'normaal' wordt vaak de 30-jarige periode gebruikt. De normaal wordt dan berekend over de gemiddelden van de voorgaande drie decades. De meeste actuele 'normaal' die nu wordt gehanteerd op weergegevens.nl, is dus die van 1991-2020. Door de flink stijgende trend die samengaat met het versterkte broeikaseffect is het gemiddelde een stuk hoger dan de vorige klimaatperiode.
Neerslag omvat regen, motregen, onderkoelde regen, sneeuw, hagel, ijsregen, ijsnaalden, neerslag vanuit mist, dauw, enz. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in millimeters regenwater. 10 mm neerslag op 1 vierkante meter komt overeen met 10 liter regenwater per vierkante meter. De duur betreft de gesommeerde tijd (eventueel onderbroken) waarin sprake is van meetbare neerslag.
De luchtdruk of atmosferische druk is de kracht per oppervlakte-eenheid die het gevolg is van het gewicht van de atmosfeer boven het meetpunt. De luchtdruk wordt weergegeven in hecto Pascal (1 hPa = 1 mbar). De opgegeven gemiddelde luchtdruk is het gemiddelde van de 24 uurlijkse waarden in het etmaal. Tegenwoordig is elke uurwaarde gebaseerd op een continue meting gedurende 1 minuut. Om vergelijking mogelijk te maken met andere stations is de meetwaarde herleid naar gemiddeld zeeniveau.
De duur van de zonneschijn wordt tegenwoordig uit de 10-minuut waarden van de straling berekend met een algoritme dat op het KNMI is ontwikkeld. Vroeger (voor 1991) werd een instrument gebruikt waarbij de zon via een glazen bol een brandspoor maakte op speciale registratiestroken. De relatieve zonneschijnduur is het percentage van de voorgekomen uren zonneschijn ten opzichte van de langst mogelijke duur waarin de zon op die dag theoretisch zou kunnen schijnen. Dit getal houdt dus rekening met het verschil in daglengte in zomer en winter. De bedekkingsgraad van de hemel door wolken wordt ieder uur bepaald en weergegeven in achtsten (octa's). Opgegeven is het gemiddelde van de 24 uurlijkse waarnemingen in het etmaal.
De vertaling naar bewolkingsgraad gaat via:
Wind heeft betrekking op de horizontale verplaatsing van lucht op een hoogte van 10 m boven het maaiveld. De gemiddelde snelheid is het gemiddelde van de 24 uurgemiddelde waarden in het etmaal. De hoogste van deze 24 uurgemiddelde waarden wordt apart vermeld onder: maximale uurgemiddelde snelheid. De gemeten hoogste uitschieter van de windsnelheid noemen we de maximale stoot of vlaag. Ter bepaling van de windrichting worden de uurlijkse windrichtingen ontbonden in oost-west en noord-zuid componenten en vervolgens samengesteld tot een vector, die de totale luchtverplaatsing weergeeft in het etmaal. Opgemerkt moet worden dat de windkracht betrekking heeft op een tijdvak van tenminste vijf minuten en daarom mag de maximale stoot niet in Beaufort worden uitgedrukt. (bron: KNMI)