De ensemble diagrammen voor de temperatuur op 850 hPa op wetterzentrale bevatten altijd een langjarig gemiddelde. De periode waarover het langjarig gemiddelde is genomen was voorheen 1981-2010, maar inmiddels kunnen we meest recente 30-jarige periode van 1991-2020 gebruiken, zoals dat gebruikelijk is voor klimatologische gemiddelden.
Aangezien de ERA5 her-analyse op dit moment het beste product is, heb ik de overstap gemaakt naar deze dataset. Op wetterzentrale is het klimatologisch gemiddeld altijd afkomstig uit 1 reanalysis. Het zou eleganter zijn als elk model zijn eigen 30-jarige gemiddelde had gebaseerd op dat model zelf, maar zo'n klimatologie is niet voor alle modellen beschikbaar. Met name in gebieden met grote verandering per grid cel (bergen) kan dit ertoe leiden dat de genomen klimatologie niet representatief is voor de exacte grid cel in het model. Hier heeft de nieuwe dataset ook een voordeel aangezien die 0.25 graad is, waar voorheen de maximale resolutie 0.5 graad was.
Om dit effect te kwantificeren, heb ik naast het updaten van de onderliggende database ook wat extra plots gemaakt. Hierbij is gebruik gemaakt van de bi-linear geinterpoleerde ERA5 data naar de resolutie van de 0.5 graad data van de CFSR, zodat we ze gemakkelijk kunnen vergelijken.
Allereerst een kaart van Europe van het langjarige gemiddelde van de vorige bron: de reanalysis van het CFS systeem (links) en de ERA5 reanalysis (rechts). Op het oog zijn de verschillen klein, wat ook te verwachten is met een 30-jarige klimatologie.
Uiteraard is het makkelijker om te kijken naar het verschil tussen deze twee klimatologien:
In deze figuur vallen er een paar dingen op. Ten eerste dat in een groot gebied in de Atlantische oceaan de gemiddelde temperatuur op 850 hPa in de periode 1981-2010 van het CFSR gedaald is. Ook de daling boven de sahara en boven Siberie zijn opvallend. Ook zijn er grote verschillen nabij gebergten en ijskappen, aangezien daar de modeltopografie erg belangrijk is. De vraag is dus hoeveel van deze verandering komen door het gebruik van een ander model en hoeveel door verandering door het klimaat in het model.
Om die vraag te beantwoorden heb ik ook gekeken hoe de klimatologie is veranderd in de ERA5 reanalysis in dezelfde period.
Het is duidelijk dat de verschillen nabij berggebieden duidelijk minder is omdat we nu dezelfde model topografie gebruiken. Anderzijds zijn er ook duidelijk verschillen in gebieden met weinig of geen topografie, zoals boven de Atlantische oceaan waar de temperatuur in de vorige figuur duidelijk daalde (~-0.5 C), terwijl die daling in deze figuur veel minder zichtbaar is (~-0.1 C). Die veranderingen zijn dus te wijten aan verschillen tussen de modellen (CFS en IFS).
Om de trends in de 850 hPa temperatuur klimatologie tussen die van 1991-2020 met die van 1981-2010 te bekijken kunnen we de laatste figuur ook opsplitsen per seizoen. Het is uiteraard eerlijker om naar trends te kijken met dezelfde model setup, dus we gebruiken hier alleen de ERA5 data.
Hier valt op dat de toename met name in de winter en herfst op noordelijke breedtegraden hoger is. De afname in hetzelfde gebied op de atlantische oceaan is met name afkomstig uit de zomermaanden. In de lentemaanden is de 850 hPa temperatuur klimatologie minder opgewarmd in Scandinavie.
Tot slot nog de diagrammen waar het allemaal om gaat, in dit geval het ECMWF ensemble.
Links nog met de oude klimatologie en rechts met nieuwe klimatologie.
Voor dit diagram zullen de temperaturen nu de over het algemeen vaker onder normaal liggen simpelweg omdat de klimatologie is opgewarmd. Voor de locatie van de Bilt ziet de verandering van temperatuur per maand van de oude CFSR (1981-2010) naar de nieuwe ERA5 (1991-2020) er dan als volgt uit:
.
Met name voor April zal de gemiddelde 850 hPa temperatuur dus hoger liggen, terwijl die van oktober vrijwel onveranderd is.